Gegevensbescherming

WODC: evaluatie Wet biometrie

Verschillende ketenpartners in de vreemdelingenketen, zoals het COA en de IND, hebben met de Wet biometrie in de vreemdelingenketen per 1 maart 2014 uitgebreidere mogelijkheden gekregen om biometrische gegevens van vreemdelingen te verwerken en op te slaan. Het gaat hierbij om de afname van tien vingerafdrukken en een gezichtsopname, de centrale opslag van deze gegevens en de koppeling van deze gegevens aan één identiteit.

Maar wat is het effect geweest van deze toegenomen bevoegdheden en mogelijkheden?

Onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen en Pro Facto hebben in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie/WODC de werking van deze wet in de praktijk in beeld gebracht.

Toename aantal geregistreerde vingerafdrukken en gezichtsopnames
Uit het empirisch onderzoek blijkt dat de ketenpartners de geldende wettelijke eisen veelal goed naleven. Door de wet is het aantal geregistreerde vingerafdrukken en gezichtsopnames sterk toegenomen. Deze gegevens zijn vooral afkomstig van aanvragers van reguliere verblijfsvergunningen.

Systematische registratie ontbreekt
Er zijn geen cijfers aangetroffen die inzage geven in de vraag of deze toename vervolgens heeft geleid tot snellere of een meer betrouwbare identificatie of verificatie. Onregelmatigheden ten aanzien van de identiteit worden nog steeds niet op systematische of eenduidige wijze geregistreerd. Hierdoor kan niet goed worden beoordeeld of de wet heeft geleid tot de doelen die de wetgever voor ogen had. Namelijk het vergroten van de betrouwbaarheid van de identiteitsvaststelling en –registratie en hierdoor onregelmatigheden, zoals identiteitsfraude, tegen te gaan. Dit zou moeten leiden tot een meer doeltreffende en doelmatige uitvoering van het vreemdelingenbeleid.

De kwaliteit van de geregistreerde gegevens bleek niet goed te beoordelen. De onderzoekers hebben geconstateerd dat er geen systematische, centrale kwaliteitscontroles bestaan, waardoor geen goed beeld bestaat van de kwaliteitsverschillen tussen verschillende registrerende instanties en in verschillende periodes.

Effect kan niet worden vastgesteld
De onderzoekers concluderen dat het effect van de toegenomen bevoegdheden en mogelijkheden niet goed kan worden vastgesteld. De doelstellingen zijn hiervoor niet helder en concreet genoeg geformuleerd. De gekozen middelen, doelstellingen en onderliggende aannames steunen onvoldoende op empirisch bewijs. Zo bestond er onder meer geen inzicht in de omvang van de te bestrijden onregelmatigheden. Ook was vooraf niet goed beargumenteerd hoe de inzet van biometrische gegevens deze onregelmatigheden zou tegengaan.

Aanbevelingen
De onderzoekers bevelen in de eerste plaats aan dat ketenpartners onregelmatigheden op uniforme wijze gaan registreren, zodat de effecten van het gebruik van biometrie inzichtelijk worden en beoordeeld kan worden of deze inzet proportioneel is. Tevens bevelen de onderzoekers aan de kwaliteit van de vingerafdrukken uniform te monitoren en te verbeteren. Tot slot zou onderzoek over enige tijd duidelijk moeten maken of de wet daadwerkelijk heeft bijgedragen aan de beoogde doelen.

Klik hier om het eindrapport te downloaden.

Rekenkamercommissie Dalfsen: inhuur van derden

Gemeenten voeren een groot aantal verschillende taken uit. Daarvoor beschikken zij over een eigen ambtenarenapparaat. Dat apparaat is verantwoordelijk voor de uitvoering van de meeste werkzaamheden. Het komt echter voor dat taken en werkzaamheden worden uitbesteed aan derden, bijvoorbeeld vanwege ziekte of omdat specialistische kennis binnen de organisatie ontbreekt. De rekenkamercommissie van de gemeente Dalfsen wil onderzoek laten uitvoeren naar de inhuur van personeel en adviseurs in deze gemeente.

De centrale onderzoeksvraag luidt als volgt:

Hoe heeft de gemeente Dalfsen het beleid ten aanzien van inhuur van derden vormgegeven en is de uitvoering van dit beleid rechtmatig, doelmatig en doeltreffend?

Het onderzoek bestaat uit drie deelonderzoeken:
I. Het gemeentelijk inhuurbeleid
II. De uitvoering van het inhuurbeleid
III. Vergelijking met andere gemeenten

Ministerie van VWS: evaluatie landelijke examencommissie Stichting Vakbekwaamheid Horeca

Wanneer iemand aan de slag wil als leidinggevende in een horeca-bedrijf of slijterij, is die wettelijk verplicht om in het bezit te zijn van een verklaring sociale hygiëne en ingeschreven staan in het Register Sociale Hygiëne. Er zijn twee manieren om een dergelijke verklaring te bemachtigen: men kan een MBO- of HBO-opleiding volgen waar sociale hygiëne onderdeel is van het onderwijsprogramma (formeel onderwijs), of men kan een cursus volgen en daarna een examen Sociale Hygiëne afleggen (niet-formeel onderwijs).

De LEC-SVH (Landelijke Examencommissie), die door de minister is aangewezen het register van mensen met een verklaring sociale hygiëne bij te houden, bepaalt in het verlengde daarvan de eisen aan exameninstellingen en kan op basis van die eisen instellingen erkennen. De LEC-SVH valt juridisch onder de Stichting Vakbekwaamheid Horeca (SVH 2.0). De SVH 2.0 is momenteel de erkende instelling die deze examens afneemt.

Pro Facto heeft in opdracht van het Ministerie van VWS onderzocht of en hoe dit stelsel anders ingericht moet worden. Na bestudering van de werkwijze van de LEC-SVH, interviews met veel betrokken partijen (waaronder ook examen- en onderwijsinstellingen en vertegenwoordigers van de horeca- en slijtersbranche) en bestudering van drie vergelijkbare erkenningsstelsels is een aantal aanbevelingen gedaan.

De eerste aanbeveling is dat de onafhankelijkheid van de LEC-SVH bij het uitvoeren van haar taken ten aanzien van het beheer van het register en het erkennen van exameninstellingen geborgd wordt. Ten tweede is het van belang dat bij het erkennen van exameninstellingen een procedure wordt gevolgd die volledig helder en transparant is. Om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van examinering geborgd wordt en blijft, zou onafhankelijk toezicht daarop moeten worden ingesteld. Een laatste belangrijke aanbeveling is dat de minister meer expliciet in wet- en regelgeving moet vastleggen hoe en door wie de taken op het gebied van erkenning en examinering moeten worden uitgevoerd.

Klik HIER om het eindrapport te lezen.

Rekenkamercommissie De Ronde Venen: verhouding tussen raad en college

Al enkele jaren oriënteert de gemeente De Ronde Venen zich op ambtelijke samenwerking met omliggende gemeenten. In maart 2013 heeft de gemeente zich aangesloten bij de besprekingen die de gemeenten Diemen, Uithoorn en Ouder-Amstel (de zgn. DUO-gemeenten) sinds januari 2013 voeren over een mogelijke gezamenlijke bedrijfsvoering en ambtelijke samenwerking. De beoogde nieuwe combinatie had als werktitel DUO+.

Op 27 november 2014 heeft het college van De Ronde Venen aan de raad voorgesteld om een gemeenschappelijke regeling aan te gaan gericht op samenwerking met de andere DUO-gemeenten op het gebied van ICT. De gemeenteraad was niet overtuigd en heeft college weer ‘naar de tekentafel gestuurd’. Na vier keer uitstel zou een aangepast voorstel op 1 juli 2015 in de raad besproken worden, maar deze vergadering is na bespreking van het onderwerp in de raadscommissie niet doorgegaan. Duidelijk is ondertussen wel dat de gemeente De Ronde Venen afgehaakt is bij de samenwerking op het gebied van ICT tussen de gemeenten in DUO+ verband. Inmiddels hebben de raden van de overgebleven drie DUO-gemeenten deze samenwerking al bekrachtigd, het is de bedoeling dat die per 1 januari 2016 van start gaat.

In bovenstaande casus zaten het college en de raad niet op één lijn en de rekenkamercommissie constateert dat dit vaker voorkomt. Uw rekenkamercommissie wil daarom onderzoek laten uitvoeren naar de vraag hoe dit te verklaren is. Pro Facto is gevraagd dit onderzoek namens de rekenkamercommissie uit te voeren. De doelstelling van het onderzoek is om inzicht te verkrijgen in de verhoudingen tussen de raad en het college en leerpunten te formuleren die deze verhoudingen in de toekomst zouden kunnen verbeteren.

WODC: herhalingsmeting bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit

In 2013 heeft Pro Facto samen met Arena Consulting onderzoek gedaan naar de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. Zie hier meer informatie over dat onderzoek. Een herhaling van die metingen vond plaats in 2016, opnieuw door Pro Facto en Arena Consulting. 

De bestrijding van georganiseerde criminaliteit vraagt een geïntegreerde aanpak op strafrechtelijk, fiscaal en bestuurlijk gebied. RIECs zijn regionale netwerkorganisaties voor de bestuurlijke aanpak van criminaliteit. Hierin werken gemeenten, politie, Openbaar Ministerie en de Belastingdienst samen op basis van het Bestuurlijk Akkoord Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Misdaad. Ze hebben tot doel om de bestuurlijke aanpak en de geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit door gemeenten te versterken. De RIECs zijn in 2008-2009 gestart en thans is er een landelijke dekking. Een gemeente is aangesloten zodra de gemeente het RIEC-convenant ondertekent (Tweede Kamerstukken, Vergaderjaar 2010-2011, 29911 nr. 54; Jaarverslag 2010).

In navolging van eerdere onderzoeken over 2009 en 2012 is de stand van zaken en ontwikkeling in de bestuurlijke aanpak van organiseerde criminaliteit in 2016 in beeld gebracht. De vraagstelling was vierledig:
1.Wat was in 2016 de stand van zaken rond de bestuurlijke aanpak?
2.Wat zijn de belangrijkste verschillen met 2012 en 2016?
3.Hoe waarderen gemeenten de samenwerking in RIEC-verband?
4.Welke conclusies kunnen daaruit worden getrokken?

Klik HIER om het eindrapport te downloaden.

Rekenkamercommissie Harlingen: evaluatie klantcontactcentrum

Van alle overheden is de gemeente over het algemeen degene die het dichtst bij burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties staat en logischerwijs dus ook de overheid waarmee men het meeste contact heeft. Van hele praktische zaken als het aanvragen van een vergunning voor een verbouwing of de aangifte van een geboorte tot vragen over lokaal of lokaal uitgewerkt landelijk beleid: men kan er bij de gemeente voor aankloppen. Maar het feit dat er zoveel contacten mogelijk zijn en dat het spectrum aan onderwerpen zo breed is, roept ook de vraag op hoe deze contacten voor zowel de gemeente als de klant efficiënt ingericht kunnen worden. Dienstverlening van gemeenten aan hun inwoners of klanten gebeurt dan ook steeds meer in een zogenaamd klantcontactencentrum (hierna: KCC). Sinds 2005 zijn op landelijk niveau al de nodige bestuursakkoorden, verklaringen en visies ontwikkeld op het gebied van dienstverlening en KCC’s.

De gemeente Harlingen is sinds 2008 bezig uitvoering te geven aan deze visies. Nu er in Harlingen enige jaren ervaring is opgedaan met de inzet van een KCC voor de afhandeling van contacten, vindt uw rekenkamercommissie het van belang om te weten of dit aan de verwachtingen voldoet. Pro Facto gaat hier onderzoek naar uitvoeren, waarbij de volgende centrale onderzoeksvraag wordt gehanteerd:

Wat is de rechtmatigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid van (de implementatie van) het klantcontactencentrum van de gemeente Harlingen en hoe heeft sturing door de gemeenteraad plaatsgevonden c.q. kunnen plaatsvinden?

Rekenkamercommissie Urk: tegen windmolens gevochten!

In de gemeente Noordoostpolder, maar in het zicht van Urk, is een windmolenpark met 86 hoge windmolens gepland. Tegen het windmolenpark bestond, en bestaat nog steeds, veel weerstand bij het college en de raad van de gemeente en de inwoners van Urk. De rekenkamercommissie van de gemeente Urk heeft onderzoek laten uitvoeren naar de rolinvulling van de gemeente in de planvorming. Dit onderzoek is uitgevoerd door Pro Facto.

De gemeente Urk stond in strategisch opzicht een zgn. tweesporenbeleid voor. Dit bestond eruit dat alle juridische mogelijkheden aangewend zouden worden om het windmolenpark tegen te houden of te beperken en dat dit ook de voornaamste boodschap naar buiten zou zijn: Urk wil geen windmolens en is ook niet bereid om over alternatieven (mee) te denken. Het tweede spoor zou zijn om via informele wegen te proberen de plannen aan te passen en om financiële of economische compensatie te realiseren.

Het juridische spoor heeft geen succes gehad. De gemeente heeft naar ons oordeel alle mogelijke juridische wegen bewandeld, maar de juridische kansen waren nihil. Dat komt omdat de gemeente Urk juridisch gezien geen partij in het geheel was omdat het park op het grondgebied van de gemeente Noordoostpolder komt.

Het tweede spoor, gericht op financiële of economische compensatie, is volledig mislukt. Het gemeentebestuur bleef volharden in het uitdragen van een harde nullijn: wij willen geen windmolens en zijn niet bereid over alternatieven of compensatie te praten. Die lijn werd ook doorgezet toen het juridische spoor inmiddels was doodgelopen. De harde juridische lijn heeft het tweede (financieel-economische) spoor zelfs uitdrukkelijk in de wielen gereden. Door de weinig constructieve houding en vooral het te lang vasthouden daarvan, zijn kansen op ‘wisselgeld’ van het ministerie van EZ of de gemeente Noordoostpolder verspeeld. Op het moment dat duidelijk werd dat er geen sprake was óf, maar hóe het windmolenpark er zou komen, had Urk het steven moeten wenden en meer moeten inzetten op financieel-economische compensatie.

Klik hier om het onderzoeksrapport te downloaden.

Rekenkamer Leeuwarden: bestuurlijke samenvoeging Boarnsterhim met Leeuwarden - lessen voor de toekomst

Op 1 januari 2014 is de gemeente Boarnsterhim opgeheven. De gemeente is in vieren gesplitst en verdeeld over de gemeenten Leeuwarden, Heerenveen, Súdwest-Fryslân en De Friese Meren. Negen dorpen, in grootte variërend van 28 tot 5.646 inwoners, zijn onderdeel van de gemeente Leeuwarden geworden. In totaal heeft de gemeente Leeuwarden door deze gemeentelijke herindeling bijna 11.000 nieuwe inwoners gekregen, iets meer dan de helft van het aantal inwoners van de gemeente Boarnsterhim. Pro Facto heeft voor de rekenkamer Leeuwarden onderzoek gedaan naar de lessen die de gemeente Leeuwarden kan leren van de herindeling. In het onderzoek is het proces van de bestuurlijke samenvoeging beoordeeld en bekeken welke lessen getrokken kunnen worden voor de toekomst.

Ondanks een aantal knelpunten is de algemene conclusie van de Rekenkamer dat de samenvoeging van Boarnsterhim bij Leeuwarden een succesvol proces is geweest. Er hebben zich in het proces geen belangrijke financiële, organisatorische of personele knelpunten voorgedaan en de inwoners van de voormalige gemeente Boarnsterhim lijken tevreden te zijn en zien een vooruitgang in de gemeentelijke dienstverlening en voorzieningen. Wel blijken vanuit het oogpunt van de gemeente Leeuwarden enkele specifieke dossiers, zoals het beheer openbare ruimte en grondexploitaties, negatiever uit te pakken dan werd verwacht.

Klik hier om het eindrapport te downloaden.

Gemeente Capelle aan den IJssel: evaluatie woonoverlast

Voor de gemeente Capelle aan den IJssel is (de aanpak van) woonoverlast zowel organisatorisch als bestuurlijk een belangrijk onderwerp. In 2011 heeft de gemeente een nieuw beleid ontwikkeld om woonoverlast tegen te gaan, de Aanpak Woonoverlast. Zij heeft zich onder meer tot doel gesteld om de veiligste 50.000+ gemeente van de regio Rotterdam-Rijnmond worden. Om dit doel te bereiken heeft de gemeente een Integraal Veiligheidsbeleid en een Actieplan aanpak woonoverlast vastgesteld.

De gemeente past de Aanpak Woonoverlast inmiddels een aantal jaren toe en laat dit nu door Pro Facto in de breedte evalueren. In het onderzoek staat de volgende onderzoeksvraag centraal:

Wat is het beleid over en de aard en omvang van woonoverlast in de gemeente Capelle aan den IJssel, in hoeverre is de Aanpak Woonoverlast doelmatig en effectief, wat zijn relevante toekomstige ontwikkelingen en hoe kan het bestaande beleid worden verbeterd, aangescherpt of geïntensiveerd?

Rekenkamercommissie Littenseradiel: evaluatie accommodatiebeleid

De gemeente Littenseradiel is een kleine Friese gemeente met een groot aantal dorpskernen, variërend in omvang van enkele tientallen tot ongeveer tweeduizend inwoners. Logischerwijs heeft dit geleid tot een grote spreiding van publieke voorzieningen. De accommodaties voor basisonderwijs, kinderopvang en sport alsmede dorpshuizen zijn kleinschalig ingericht, terwijl de reisafstanden voor de gebruikers minimaal zijn.

Er is een aantal ontwikkelingen op demografisch, financieel, sociaal, cultureel en economisch gebied dat relevant is voor de toekomst van deze accommodaties. Zo is er sprake van ontgroening en vergrijzing van de bevolking en staan de gemeentelijke financiën mede door landelijke ontwikkelingen onder druk. Bovendien is op bestuurlijk vlak het plan opgevat om de gemeente per 1 januari 2018 over te laten gaan in drie buurgemeenten: Leeuwarden, Súdwest-Fryslân en het nieuw te vormen Noardwest-Fryslân. Om deze redenen heeft de gemeenteraad van Littenseradiel gevraagd om rekenkameronderzoek te doen naar het accommodatiebeleid in de gemeente. Pro Facto voert dit onderzoek uit. Het heeft de volgende centrale vraagstelling:

Hoe is het accommodatiebeleid van de gemeente Littenseradiel uitgevoerd, hoe vindt het financiële beheer door de accommodaties plaats, welke knelpunten doen zich daarbij voor en hoe kunnen deze knelpunten opgelost worden?

Chantal Ridderbos-Hovingh

uw contactpersoon
Chantal Ridderbos-Hovingh

Chantal is voor dit onderwerp onze contactpersoon.
Meer informatie over haar vindt u hier.
050 313 98 53

Neem contact op met Chantal

Zoeken