De basis van wetgeving in de gezondheidszorg ligt bij de Wet op de geneeskundige behandelings-overeenkomst (Wgbo). Deze wet regelt de overeenkomst tussen cliënt en zorgverlener als in principe gelijkwaardige partijen, regelt wat er moet gebeuren bij personen die wilsonbekwaam zijn omdat ze niet voor hun eigen belangen kunnen opkomen, gaat over wat er in het dossier moet worden opgenomen en gaat in op de (uitzonderingen van) het beroepsgeheim.
Andere belangrijke wetten in de gezondheidszorg zijn de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). De Wkkgz regelt met name de kwaliteit en veiligheid bij zorgaanbieders, zoals regels over de omgang met incidenten en calamiteiten en de omgang met klachten en geschillen. De Wet BIG gaat in op de regels voor individuele zorgverleners, bijvoorbeeld regels over verantwoordelijkheden van zorgverleners, het tuchtrecht en het beroepsgeheim.
Deze ‘klassieke’ wetten vormen de achtergrond van vele vraagstukken. De wetten zijn bijvoorbeeld van invloed op samenwerking in de zorg, verantwoordelijkheidsverdelingen en de ontwikkelingen zoals shared decision making. Maar ook kan worden gedacht aan de ontwikkeling van elektronische zorg, waaronder videobellen in de spreekkamer, het delen van medische gegevens in een persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO) en de omgang met familieleden en andere naasten.