Gegevensbescherming

WODC: evaluatie Wet toelating en uitzetting BES

Op 10 oktober 2010 (10-10-10) is de Wet toelating en uitzetting BES (WTU-BES) in werking getreden. Deze wet regelt het vreemdelingenbeleid voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius, gezamenlijk ook wel Caribisch Nederland genoemd. In opdracht van het ministerie van Justitie en Veiligheid (WODC) heeft Pro Facto deze wet geëvalueerd.

De belangrijkste doelstelling van de WTU-BES is een restrictief toelatingsbeleid, oftewel, terughoudende toelating van vreemdelingen. De wet zelf draagt daar maar weinig aan bij. Nederlanders en Amerikanen hebben in beginsel geen verblijfsvergunning en tewerkstellingsvergunning nodig. Voor landen als Venezuela, Colombia, Peru en de Dominicaanse Republiek, waar veel immigranten vandaan komen, geldt daarnaast geen visumplicht voor tijdelijk verblijf. Er zijn daarom op grond van de WTU-BES geen grote barrières om toegang te krijgen tot Caribisch Nederland.

Het restrictieve element van het toelatingsbeleid komt voornamelijk tot uitdrukking in de voorwaarden voor het verkrijgen van een tewerkstellingsvergunning op grond van de Wet arbeid vreemdelingen BES (Wav BES). Er is op de eilanden veel vraag naar (tijdelijk) personeel, vooral in de horeca en de toeristische branche. Op de eilanden zelf is hiervoor onvoldoende personeel beschikbaar. Om een tewerkstellingsvergunning te krijgen, moet eerst een zgn. ‘eilandtoets’ worden uitgevoerd: gedurende een periode van vijf weken moet worden geprobeerd lokale arbeidskrachten voor een vacature te vinden voordat de eigenlijke procedure voor een tewerkstellingsvergunning kan beginnen. Dat is bedoeld om de lokale arbeidsmarkt te beschermen, maar in de praktijk levert het vooral tijdverlies, frustratie en bijkomend omzetverlies op bij lokale ondernemers omdat van tevoren duidelijk is dat deze arbeidskrachten op de eilanden niet aanwezig zijn.

Tussen 2010 en 2017 is de bevolking op Bonaire met 23% gegroeid, op Sint Eustatius met 13% en op Saba met 7%. Die bevolkingsgroei heeft grotendeels te maken met immigratie. De meeste immigranten zijn afkomstig uit Europees Nederland, de Verenigde Staten, de Dominicaanse Republiek, Venezuela, Peru en Colombia. Sinds 2016 is het aantal aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning van Venezolanen verdubbeld. Schattingen van het aantal personen dat zonder rechtsgrond op Bonaire verblijft, lopen uiteen van 200 tot 1.000, 1% tot meer dan 5% van de totale bevolking. Hoewel precieze aantallen moeilijk te geven zijn, signaleren vrijwel alle gesprekspartners op Bonaire een beduidende toename van het aantal Venezolanen dat zonder verblijfstitel op het eiland verblijft.

Het is niet duidelijk wat het maximale aantal inwoners is dat Caribisch Nederland – gezien de voorzieningen op het gebied van bijvoorbeeld de woningmarkt en de zorg – aan kan. Het is de vraag of de groei die met name Bonaire de laatste jaren doormaakt, in dit tempo door kan gaan. Daar lijken de voorzieningen op dit moment niet op te zijn ingericht. Het is al een probleem om de huidige 19.000 inwoners op een adequate wijze te huisvesten en een goede infrastructuur te bieden. De WTU-BES en de Wav BES bieden echter niet de instrumenten om de groei te stoppen, zo blijkt, en een visie van het openbaar lichaam Bonaire hierop ontbreekt.

Klik HIER om het eindrapport te downloaden.

Zorginstituut Nederland: procesevaluatie doorzettingsmacht

Pro Facto evalueert in samenwerking met ARGO de inzet van het instrument ‘doorzettingsmacht’ van Zorginstituut Nederland.

Zorginstituut heeft onder andere als taak om de kwaliteit van de gezondheidszorg te bevorderen. Zij stelt onder andere vast voor welke vormen van zorg een kwaliteitsstandaard, een informatiestandaard of een meetinstrument nodig is of wijziging behoeft. Deze vormen van zorg worden met een bijbehorende deadline op de Meerjarenagenda van het Zorginstituut geplaatst. Wanneer het Zorginstituut vaststelt dat partijen de genoemde termijnen niet halen, kan het deels of geheel de ontwikkeling van de kwaliteitsstandaard, informatiestandaard of meetinstrument overnemen. Deze ‘doorzettingsmacht’ is de afgelopen jaren toegepast bij vier dossiers: spoedzorg, verpleeghuiszorg, Intensive Care en integrale geboortezorg.

In de procesevaluatie wordt in deze vier dossiers teruggeblikt op het proces, hoe betrokkenen het proces hebben ervaren en het draagvlak voor de tot stand gekomen kwaliteitsproducten. Hiertoe worden door Pro Facto en ARGO interviews gehouden met alle bij het proces betrokken partijen, om te bezien hoe zij het proces hebben ervaren en op welke manier het Zorginstituut het proces in de toekomst kan verbeteren.

WODC: vorm en inhoud van gemeentelijke noodopvang en de invloed daarvan op vrijwillige terugkeer

Tussen het Rijk en de gemeenten is in de afgelopen jaren stevig discussie gevoerd over de wenselijkheid van het bieden van gemeentelijke opvang aan uitgeprocedeerde vreemdelingen in zogeheten bed-bad-broodlocaties. Pro Facto heeft in opdracht van het WODC onderzoek gedaan naar hoe opvang en begeleiding van deze vreemdelingen de medewerking aan terugkeer en andere uitstroom beïnvloeden.

Voor dit onderzoek voerden we bij tien gemeenten casestudy’s uit. We spraken met betrokken van gemeenten, opvanginstanties en andere relevante organisaties. Andere gemeenten met BBB-voorzieningen benaderden we telefonisch. Daarnaast voerden we gesprekken met vreemdelingen in de BBB-opvang. Ook legden we bezoeken af aan rijksonderdaklocaties (gezinslocaties (GL’s) en de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) in Ter Apel).

Bestudering van de gemeentelijke opvang leert dat er overeenkomsten tussen gemeenten zijn. Bijna overal worden soortgelijke criteria voor toelating gehanteerd. Vreemdelingen worden niet toegelaten wanneer ze recht hebben op opvang door het Rijk of wanneer ze niet uit de nabijheid van de bed-bad-broodlocatie komen. In alle gemeenten zijn overlegstructuren aanwezig waardoor alle betrokken partijen, zoals gemeente, opvangorganisatie, Vluchtelingenwerk en vreemdelingenketenpartners DT&V en IND, in contact blijven over de opgevangen vreemdelingen.

Er zijn ook grote verschillen: in een deel van de gemeenten is sprake van enkel sober ingerichte nachtopvang, terwijl andere gemeenten 24-uursopvang bieden, in grote opvanglocaties maar ook in woonhuizen. Ook de mate waarin maatschappelijke activering en begeleiding van vreemdelingen naar een duurzaam toekomstperspectief – in Nederland of in het land van herkomst – plaatsvindt verschilt sterk, van verplichte, intensieve programma’s tot alleen voorlichting.

In de rijksonderdaklocaties is altijd sprake van 24-uursopvang in woningen of tweepersoonskamers op locaties van COA, waarbij begeleiding en activering wordt verzorgd door medewerkers van DT&V en COA.

Uit de door de gemeente en DT&V aangeleverde gegevens blijken grote verschillen tussen de opgevangen groep in de BBB-voorzieningen en die in de rijksonderdaklocaties. In de VBL was 72% van de vreemdelingen afkomstig uit een ‘veilig land’ , tegenover 14% in de BBB-voorzieningen en 19% in de GL’s. Voor de BBB-voorzieningen geldt daarnaast dat 38% van de vreemdelingen afkomstig is uit een land waarbij gedwongen terugkeer (bij afwezigheid van identiteitsdocumenten) moeilijk of onmogelijk is. Dit percentage ligt voor de VBL en GL’s op respectievelijk 18% en 27%.

Uit een koppeling van deze gegevens aan de IND-administratie blijkt dat de mensen in de BBB’s aanzienlijk langer in Nederland hebben verbleven dan mensen in de rijksonderdaklocaties. Gemiddeld hebben mensen in de BBB’s 8,3 jaar geleden voor het eerst een verblijfsvergunning aangevraagd. Bij de GL’s en de VBL is dat respectievelijk 5,9 en 2,7 jaar. De koppeling met IND-gegevens levert ook een beeld op ten aanzien van de huidige status van vreemdelingen (per begin maart 2018). Hier zien we dat gemiddeld 11% van de vreemdelingen die in de periode van 2015 tot en met 2017 in BBB’s verbleven, uiteindelijk mochten blijven in Nederland, terwijl nog 9% van deze groep in een procedure zit voor een asielvergunning of een reguliere verblijfsvergunning. Voor de VBL geldt dat 2% van de opgevangen groep in Nederland mag blijven, terwijl nog eens 2% op de peildatum een procedure heeft lopen. Bij de GL’s gaat het om 20% die mag blijven en 10% die nog in een procedure zit.

Uit het onderzoek komt een aantal factoren naar voren dat van invloed is op vrijwillige terugkeer van de doelgroep. Randvoorwaarde is een stabiele leefsituatie en goede (mentale en fysieke) gezondheid. Goede activering en begeleiding hebben een positief effect. Vreemdelingen werken zelden mee als ze niet overtuigd zijn van het feit dat er voor hen geen juridische mogelijkheden meer zijn voor legaal verblijf in Nederland. Daarbij is het belangrijk dat de partij die dat hen meedeelt hun vertrouwen heeft. Tot slot moet men overtuigd worden van een goed perspectief in het land van herkomst; gevoelens van onveiligheid dienen weggenomen te worden en er moet economisch perspectief geboden worden. 24-uurs bed-bad-brood-opvang met begeleiding biedt de beste kansen op het vertrek van vreemdelingen, zo blijkt uit ons onderzoek.

Klik HIER om het eindrapport te downloaden.

ZonMw: evaluatie Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen

In 2017 werd de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO) voor de derde keer geëvalueerd. Hoofddoel van de WMO is het bieden van voldoende bescherming aan proefpersonen tegen risico’s en bezwaren van deelname aan wetenschappelijk onderzoek zonder de vooruitgang van de medische wetenschap onnodig te belemmeren. Uit het evaluatieonderzoek komt naar voren dat zich bij de algemene werking van de WMO geen grote problemen voordoen.

Met deze conclusie wordt de lijn doorgetrokken die ook in de vorige 2 wetsevaluaties (2004 en 2012) naar voren kwam. Wel worden op basis van het evaluatieonderzoek 32 aanbevelingen gedaan. Daarvan zijn degene die betrekking hebben op de ‘infrastructuur’, in het bijzonder de toerusting en financiering van de medisch-ethische toetsingscommissies (METC’s) en de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek CCMO, het meest urgent.

Schriftelijke informatie proefpersonen ongeschikt
De schriftelijke informatie die proefpersonen uitgereikt krijgen voordat ze toestemming geven, is ongeschikt om potentiële onderzoeksdeelnemers goed te kunnen informeren. Dit is één van de meest opvallende aanbevelingen. De informatie is vaak veel te lang en het taalniveau te hoog. De onderzoekers bevelen onder andere aan dat de toetsingscommissies er (nog) beter op toezien dat de WMO op dit punt wordt nageleefd.

Onduidelijkheid rond reikwijdte
Een ander probleem is dat de vorige evaluaties van de WMO geen verandering hebben kunnen brengen in de problemen rond de reikwijdte van de WMO: valt bijvoorbeeld het biobankonderzoek (langdurige bewaring van lichaamsmateriaal voor toekomstige onderzoeksprojecten) onder de wet? Op korte termijn is de oplossing voor dit probleem gelegen in het opstellen van richtlijnen door de CCMO. Op de lange termijn mogelijk in de uitbreiding van de reikwijdte van de WMO tot andere vormen van medisch-wetenschappelijk onderzoek.

Toetsingssysteem onder druk
Een knelpunt van geheel andere orde is dat sprake blijkt van een toenemende werkdruk op de toetsingscommissies en hun secretariaten. Dit roept de vraag op of er wel voldoende menskracht en middelen zijn om het toetsingssysteem draaiende te houden. Over het toezicht op de naleving van de WMO wordt geconstateerd dat de 2 toezichthouders op de uitvoering van de wet – de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de CCMO – niet optimaal vorm geven aan hun toezichthoudende taak. Bij het toezicht door de IGJ gaat het met name om het toezicht op de CCMO, bij de CCMO gaat het om het toezicht op de METC’s.

Toekomstbestendigheid
Door het opvolgen van de aanbevelingen kan het functioneren van de WMO nog verder verbeteren. Maar door veranderingen in het medisch-wetenschappelijk onderzoek, zoals een toename van onderzoek met gegevens en lichaamsmateriaal, én de ontwikkelingen op het terrein van de EU-regelgeving, is er reden tot zorg over de toekomstbestendigheid van de wet en het huidige toetsingssysteem. In de evaluatie rijst alles bijeengenomen het beeld op van een systeem dat zich steeds moeizamer laat aanpassen aan die ontwikkelingen. De wetgever zou er daarom goed aan doen onderzoek te starten naar de houdbaarheid van het toetsingssysteem op de lange termijn.

Het evaluatieonderzoek
Het evaluatieonderzoek richt zich niet alleen op de algemene werking van de wet, maar ook op een aantal deelthema’s. Die betreffen de reikwijdte van de wet, het informed consent-vereiste, het functioneren van de medisch-ethische toetsingscommissies (METC’s), de proefpersonenverzekering en het toezicht op de naleving van de wet. De wetsevaluatie is uitgezet en begeleid door ZonMw in opdracht van het ministerie van VWS. De wetsevaluatie is uitgevoerd door een multidisciplinaire onderzoekgroep van de afdeling Sociale Geneeskunde van het AMC/UvA, de afdeling Medische Ethiek van het Erasmus MC en Pro Facto.

Klik HIER om het rapport te downloaden.

Rekenkamercommissie De Fryske Marren: sportstimulering en -subsidiëring

Gemeente De Fryske Marren biedt financiële ondersteuning aan de reguliere sportbeoefening door het hanteren van niet-kostendekkende tarieven voor het gebruik van gemeentelijke sportaccommodaties. Uit dit rekenkameronderzoek blijkt dat deze bedragen omvangrijk zijn. De bedragen zijn in dit onderzoek inzichtelijk gemaakt. Klik HIER om het onderzoeksrapport te downloaden.

Rekenkamercommissie Dalfsen: handhaving en evenementen

Het gemeentebestuur van Dalfsen is verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van verschillende regels. Gedacht kan worden aan voorschriften uit landelijke wetgeving en gemeentelijke verordeningen of voorschriften die zijn verbonden aan vergunningen. De toepassing van die regels en voorschriften en de handhaving daarvan dient voor een ieder in vergelijkbare situaties gelijk te zijn. Rechtsongelijkheid dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Gelet op het gelijkheidsbeginsel dienen gelijke gevallen gelijk en ongelijke gevallen ongelijk (naar de mate van ongelijkheid) te worden behandeld.

In de gemeente Dalfsen vinden jaarlijks een groot aantal evenementen plaats. Voor de organisatie van deze evenementen beschikt de gemeente over drie evenemententerreinen in Nieuwleusen, Lemelerveld en Dalfsen. Een vierde evenemententerrein in Oudleusen is in ontwikkeling en zal naar verwachting in 2017 in gebruik worden genomen. Daarnaast vinden in de gemeente op andere openbare terreinen, zoals het Kerkplein in Dalfsen, de Grote Markt in Nieuwleusen en het Kroonplein in Lemelerveld, veel (kleine) evenementen plaats.

Naar handhaving in het algemeen en die met betrekking tot evenementen in het bijzonder gaat Pro Facto in opdracht van de rekenkamercommissie Dalfsen onderzoek doen. De centrale onderzoeksvraag bestaat uit twee delen en luidt als volgt:

Wat is het toezichts- en handhavingsbeleid van de gemeente Dalfsen ten aanzien van de fysieke leefomgeving, de APV, de DHW en evenementen, welke prioriteiten worden gesteld en hoe wordt dit uitgevoerd?
Hoe verloopt het proces van vergunningverlening bij evenementen vanuit openbare orde en veiligheidsoogpunt, hoe wordt samengewerkt en hoe worden risico’s ingeschat en beheerst?

ZonMw: evaluatie van de Wet inzake de bloedvoorziening

De Wet inzake de bloedvoorziening (Wibv) heeft als doelstellingen het verzekeren van de kwaliteit, veiligheid en beschikbaarheid van bloed en bloedproducten. Uitgangspunt van de wet is nationale zelfvoorziening met vrijwillig om niet gegeven bloed. In opdracht van ZonMw hebben Pro Facto en de sectie Gezondheidsrecht van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Radboud Universiteit deze wet geëvalueerd. Het onderzoek zag in algemene zin op de vraag of de huidige wet- en regelgeving toereikend is om de veiligheid en kwaliteit van de bloedtransfusieketen te kunnen garanderen. De wet is in het onderzoek beoordeeld als doelmatig en effectief. Er zijn een aantal specifieke thema’s onderzocht waar sinds het laatste evaluatieonderzoek (in 2008) in de uitvoeringspraktijk vragen over waren gerezen. Zo is de relatie tussen de Wibv en diverse aanpalende wetten waaronder de Geneesmiddelenwet en algemene zorgkwaliteitswetgeving in deze evaluatie geanalyseerd. Vragen over de reikwijdte van de Wibv zijn juridisch en empirisch onderzocht. Het onderzoek heeft enkele onwenselijke neveneffecten en kritische punten aan het licht gebracht waar acht aanbevelingen over zijn gedaan.

De belangrijkste bevindingen van het onderzoek zijn weergegeven in deze infographic. Klik hier om het eindrapport te downloaden.

Rekenkamercommissie Veendam: beleid en uitvoering van de Wmo 2015

Bijna twee jaren na de stelselwijziging in het sociaal domein heeft de rekenkamercommissie Veendam behoefte om de balans op te maken ten aanzien van het beleid en de uitvoering van de Wmo 2015. De resultaten van het uit te voeren onderzoek moeten (deels) kunnen worden gebruikt voor het ontrafelen van de complexe materie binnen het sociaal domein om de raad aan de hand daarvan beter in positie te brengen. Het rapport moet de raad uiteindelijk handvatten geven om de kaderstellende en controlerende rol goed uit te kunnen voeren.

Zon Mw: thematische wetsevaluaties geëvalueerd

In het kader van het programma Thematische wetsevaluaties heeft Zon Mw tot dusverre vier thematische wetsevaluaties uitgevoerd, te weten over Wilsonbekwaamheid en vertegenwoordiging, Zelfbeschikking, Toezicht en Gedwongen zorg. In dit type evaluatie staat niet één wet maar het systeem van wettelijke regelingen rond een zorgthema centraal. Pro Facto heeft samen met het WODC de al verrichte thematische wetsevaluaties in samenhang geëvalueerd. Deze overstijgende juridisch-empirische benadering is binnen Nederland maar ook internationaal vernieuwend te noemen.

Uiteraard zijn er onderlinge verschillen tussen de vier Thematische Wetsevaluaties. Gemeenschappelijke kenmerken zijn:

  • In alle vier gevallen was sprake van een robuust totstandkomingsproces, mede toe te schrijven aan de vaste selectie- en begeleidingsprocedures van ZonMw.
  • Het ging om vier adequate evaluaties in termen van aanpak en rapportage; stroomlijning van de (vele) aanbevelingen is echter een aandachtspunt.
  • De bruikbaarheid van de Thematische Wetsevaluaties is bevorderd door valorisatie en verspreiding via secundaire publicaties en presentaties – relevant voor wetenschap en praktijk en ook zeker voor beleidsmakers.
  • Een stimulerende factor in het gebruik van Thematische Wetsevaluaties is de betrokkenheid van en interactie met de potentiële gebruikers, direct vanaf het begin. Voorwaarde voor het opnemen van thematische inzichten in wetgeving en beleid is wel, dat politiek en ambtelijke organisaties daar welwillend tegenover staan.

ZonMw kan de bruikbaarheid van de thematische wetsevaluaties (verder) bevorderen, door het evaluatieonderzoek een goed afgebakende focus mee te geven en door de trajecten goed te timen in relatie tot de (door)ontwikkeling van beleid en wetgeving.

De eindconclusie is dat het thematisch evalueren van wetgeving duidelijk meerwaarde heeft, maar ook valkuilen kent. Door wetgeving met elkaar in verband te brengen komen lacunes en tegenstrijdigheden eerder aan het licht. Bovendien kan dan de weg naar wetsystematische verbetering worden ingeslagen. Voor de ‘ontvangende’ departementen is daarvoor wel een voorwaarde dat ook daar meer thematisch en minder verkaveld wordt gedacht.

Klik hier om het eindrapport te downloaden.

Delftse Rekenkamer: openbare orde en veiligheid bij evenementen

De laatste jaren zijn tijdens diverse evenementen ongelukken of andere calamiteiten gebeurd met grote gevolgen, zoals met de monstertruck in Haaksbergen, tijdens Pukkelpop in België, de Love Parade in Duisburg en Project X in Haren. De Delftse Rekenkamer wil meer inzicht in de wijze waarop de gemeente Delft bij evenementen risico’s in kaart brengt en samenwerkt en hoe uiteindelijk voorschriften worden gehandhaafd.

Het doel van het rekenkameronderzoek is duidelijkheid te verschaffen of het huidige openbare orde en veiligheidsbeleid en het handhavingsbeleid doeltreffend is om evenementen in Delft te kunnen organiseren. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling een beleidsevaluatie te houden, maar in kaart te brengen hoe de vergunningverlening is geregeld, hoe risico’s in kaart worden gebracht en welke aanbevelingen kunnen worden gedaan voor een toekomstbestendige aanpak.

Chantal Ridderbos-Hovingh

uw contactpersoon
Chantal Ridderbos-Hovingh

Chantal is voor dit onderwerp onze contactpersoon.
Meer informatie over haar vindt u hier.
050 313 98 53

Neem contact op met Chantal

Zoeken