Een wijziging van het Bibob-stelstel kan leiden tot een doeltreffender toepassing, maar ook aan de huidige uitvoeringspraktijk kan nog het nodige verbeterd worden. Ook op die manier kan de effectiviteit van de wet worden verhoogd. Dat is de belangrijkste conclusie van een onderzoek van Pro Facto en de Rijksuniversiteit Groningen naar de Wet Bibob.
Sinds 1 juni 2003 kunnen verschillende bestuursorganen gebruik maken van deze wet, voluit de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. De Wet beoogt te voorkomen dat de overheid door de aanbesteding van overheidsopdrachten of het verlenen van subsidies of vergunningen, onbedoeld criminele activiteiten faciliteert. Bij de behandeling van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob in de Eerste Kamer werden opmerkingen gemaakt over veronderstelde onmogelijkheden zicht te krijgen op stroman-constructies. De minister van Veiligheid en Justitie heeft daarop toegezegd onderzoek te doen naar een aantal scenario's om de informatiepositie van bestuursorganen te verbeteren. In het onderzoek stond de volgende vraag centraal: Hoe kan de Bibob-procedure zo worden ingericht dat bestuursorganen zo snel mogelijk over een goed en rechtmatig tot stand gekomen advies beschikken ten behoeve van hun besluitvorming?
Ter beantwoording van deze vraag zijn twee deelonderzoeken verricht. Het eerste deelonderzoek betrof een inventarisatie van de huidige samenwerking en informatie-uitwisseling, terwijl in het kader van het tweede deelonderzoek een scenarioverkenning is verricht.