Sinds het begin van dit decennium is de wereld herhaaldelijk opgeschrikt door terroristische aanslagen. Gedacht kan worden aan '9/11' (2001) en aanslagen op Bali (2002), in Madrid (2004), Londen (2005), Mumbai (2008), Jakarta (2009), Oslo/Utoya (2011) en Boston (2013). Dichter bij huis zijn ook de moorden op Pim Fortuyn (2002) en Theo van Gogh (2004) als zodanig aan te duiden. Met uitzondering van de moord op Fortuyn en de gebeurtenissen in Oslo/Utoya komen deze aanslagen uit jihadistische hoek.
Aan de contraterrorismemaatregelen in de periode 2001-2010 lag geen overkoepelende strategie ten grondslag. Die is er daarna gekomen in de vorm van de Nationale contraterrorismestrategie 2011-2015 (hierna: CT-strategie). Deze strategie is opgesteld om het risico op een terroristische aanslag en de vrees daarvoor te verkleinen en mogelijke schade na een eventuele aanslag te verkleinen. Het is een integrale en samenhangende aanpak van terrorisme voor de genoemde periode. Het centrale uitgangspunt is dat een effectieve aanpak van terrorisme slechts kan slagen als het verschijnsel vanaf het prilste stadium wordt aangepakt. Niet alleen de gewelddaden zelf dienen volgens deze strategie te worden aangepakt, maar ook het traject dat aan deze daden vooraf gaat.
Vanaf eind 2015 wordt de CT-strategie voor de tweede keer geëvalueerd. Ter voorbereiding daarop gaat Pro Facto in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie (WODC) onderzoek doen dat zich richt op:
- het inventariseren van de maatregelen en interventies die volgen uit de CT-strategie 2011-2015
- het analyseren van de wijze waarop deze maatregelen en interventies geacht worden werkzaam te zijn, en
- het tegen die achtergrond bezien wat er bekend is over de opzet, invoering, uitvoering, kosten en resultaten/effecten.