Oneigenlijk gebruik van proceskostenvergoedingen

Oneigenlijk gebruik van proceskostenvergoedingen

Wie het niet eens is met een WOZ-aanslag, Bpm-aanslag of een verkeers- of parkeerboete, kan hiertegen bezwaar instellen en eventueel in beroep gaan. Je kunt je hierbij laten bijstaan door een professionele rechtshulpverlener. Dat kan ook op no cure, no pay-basis: je betaalt niets en de rechtshulpverlener krijgt (bij een succesvolle zaak) een proceskostenvergoeding van de overheid. Dit zorgt ervoor dat burgers geen barrières ervaren wanneer ze hun recht willen halen tegen de overheid. Daarmee is de toegang tot het recht geborgd.

Vanwege de standaard vergoedingen op basis van relatief hoge normbedragen voor proceskostenvergoeding en immateriële schadevergoeding, is in de afgelopen jaren een commerciële markt ontstaan. Bureaus bieden in deze markt op grote schaal rechtshulp aan, met name bij WOZ-, Bpm-, parkeernaheffing- en Wahv-zaken. Het lukt gemeenten, het OM en de rechtspraak steeds minder goed om alle bezwaren en beroepen tijdig en goed te behandelen. Zij spreken van ‘oneigenlijk’ gebruik van rechtsbeschermingsprocedures, omdat deze vooral worden gestart voor de proceskostenvergoeding. Pro Facto onderzocht samen met Bert Marseille en Marc Wever van de Rijksuniversiteit Groningen in hoeverre er sprake is van ‘oneigenlijk’ gebruik van de proceskostenvergoedingen; gebruik dat wel volgens de regels, maar niet volgens de bedoeling van de wet is.

Definitie

Hoewel de term ‘oneigenlijk’ gebruik door uitvoeringsorganisaties en beleidsmakers regelmatig wordt aangehaald, komt de term niet terug in onderzochte jurisprudentie. Ook gesprekspartners geven aan dat een definitie van oneigenlijk gebruik niet goed is te geven. Oneigenlijk gebruik en misbruik van recht liggen dicht tegen elkaar aan, en de grens is moeilijk te trekken. Wel zijn er meerdere indicatoren voor ‘oneigenlijk’ gebruik naar voren gekomen. Zo worden bij dit soort procedures doorgaans veel gronden aangevoerd, waarbij meestal niet selectief wordt gekeken welke gronden in het specifieke geval relevant zijn. Vaak worden standaardgronden gebruikt die grotendeels geautomatiseerd worden opgesteld. Een volgende indicator is het benutten van zo veel mogelijk proceshandelingen, ook wanneer dit volgens gesprekspartners van bezwaar- en beroepsinstanties geen toegevoegde waarde heeft voor de inhoudelijke behandeling. Ten slotte is geconstateerd dat er door een deel van de rechtshulpverleners voor wordt gekozen om op een ontregelende manier procedures te voeren, door bezwaargronden of bewijsstukken laat in de procedure in te dienen, of door veel (onnodige) zaken in te dienen. Zowel bij bestuursorganen als in de rechtspraak heeft oneigenlijk gebruik geleid tot uitvoeringsproblemen.

Oorzaken

Uit het onderzoek komt naar voren dat er in verschillende wettelijke regelingen factoren te vinden zijn die ‘oneigenlijk gebruik’ in de hand werken. In het Besluit proceskostenvergoedingen bestuursrecht is een systeem opgezet waarin prikkels zijn opgenomen die oneigenlijk gebruik in de hand werken. De forfaitaire vergoedingen op basis van relatief hoge normbedragen (binnen de context van de genoemde rechtsgebieden) voor proceskostenvergoeding en immateriële schadevergoeding hebben tot gevolg dat er een commerciële markt is ontstaan, met bedrijven die winst kunnen maken op basis van de vergoeding van proceskosten, zonder dat de cliënten een bijdrage betalen. Ook in de verschillende rechtsgebieden zelf zijn oorzaken voor ‘oneigenlijk’ gebruik te vinden. Bij de WOZ is geconstateerd dat de noodzaak voor een exacte, goed onderbouwde waardering ervoor zorgt dat die waardering kwetsbaar is voor bezwaar. Bij de Bpm is bekend dat de waardering van een auto subjectief kan zijn, waardoor bezwaren en beroepen tegen de waardering relatief kansrijk zijn. Bovendien kan succesvol bezwaar worden ingediend tegen de eigen aangifte. Bij de Wahv is geconstateerd dat strafbeschikkingen kwetsbaar zijn, onder meer door complexe formele eisen en door het feit dat er een zeer groot aantal handhavende instanties is. Tot slot zijn ook algemene ontwikkelingen genoemd als oorzaak van ‘oneigenlijk’ gebruik: digitalisering en groeiend wantrouwen in de overheid.

Oplossingen

De wetgever heeft per 1 januari 2024 al een flink aantal maatregelen genomen die bedoeld zijn om oneigenlijk gebruik minder lucratief te maken en daardoor het aantal procedures terug te dringen. Hierdoor zijn onder meer de vaste vergoedingen verlaagd en worden die eerst aan de bezwaarmaker zelf uitbetaald, en niet rechtstreeks aan de hulpverlener. Of de maatregelen effectief en afdoende zijn is nog niet vast te stellen. Het is verstandig om eerst de effecten hiervan af te wachten voordat er eventuele andere maatregelen worden getroffen.

Download het volledige onderzoeksrapport of de samenvatting hier.

Zoeken