De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) heeft als taak de goede beroepsuitoefening en de vakbekwaamheid van haar leden te bevorderen. Deze formele taak is vastgelegd in de Gerechtsdeurwaarderswet. De KBvG is een publiekrechtelijke beroepsorganisatie (pbo). Dat betekent dat de KBvG bij wet is ingesteld (via artikel 134 van de Grondwet) en daardoor wettelijke bevoegdheden heeft. De KBvG voert haar taak uit door regels en verordeningen vast te stellen en uit te vaardigen. Gerechtsdeurwaarders zijn verplicht zich hieraan te houden. Zo is onder meer bepaald dat ieder lid opleidingen moet volgen om zijn vakbekwaamheid te bevorderen. Daarmee wordt het kwaliteitsniveau van de dienstverlening verhoogd en wordt bewaakt dat de belangen van de schuldeiser en de schuldenaar evenwichtig worden gediend.
In artikel 85 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat voorgeschreven dat de minister elke vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag stuurt over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de KBvG. Sinds 2009 heeft echter geen nieuwe evaluatie van de KBvG meer plaatsgevonden. Het wordt dus weer hoog tijd voor een nieuw onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van de KBvG. Dit onderzoek zal het huidige functioneren en de taakopvatting van de KBvG evalueren aan de hand van zowel de oorspronkelijke beleidsdoelen zoals vastgesteld bij de invoering van de Gdw in 2001, maar ook bekijken in welke mate de latere inzichten uit de eerste evaluatie en de reactie daarop van het ministerie en de KBvG effect hebben gehad op deze doelmatigheid en doeltreffendheid. In opdracht van het WODC gaat Pro Facto deze evaluatie uitvoeren.