WODC: demonstratievrijheid

Het recht om te demonstreren zoals neergelegd in onze Grondwet en in internationale verdragen is een groot goed in een democratische rechtsstaat. Desalniettemin betreft het geen absoluut recht en is het zaak dat de uitoefening van dit recht er niet toe leidt dat onevenredig afbreuk wordt gedaan aan andere rechten, vrijheden en belangen. Pro Facto (Heinrich Winter, Erwin Krol, Joachim Bekkering en Marieke Diekema) gaat onderzoek door naar dit demonstratierecht. Zij maken deel uit van een groter onderzoeksteam, bestaande uit Berend Roorda en Noor Swart (Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen), Joeri Bemelmans en Alice Dejean de la Bâtie (Tilburg University) en Klaas Rozemond (Universiteit van Amsterdam). Opdrachtgever is het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC).

Het spanningsveld tussen enerzijds de demonstratievrijheid en anderzijds andere rechten, vrijheden en belangen doet zich de laatste jaren met name voor bij drie tamelijk indringende demonstratietypen:

  • Demonstraties waarbij demonstranten moedwillig de grenzen van het recht overschrijden, zoals het geval kan zijn bij blokkade- en bezettingsacties.
  • Demonstraties waarbij fundamentele rechten van derden in het gedrang kunnen komen. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan demonstraties pal voor de ingang van een abortuskliniek en demonstratieve koranvernielingen in de nabijheid van een moskee.
  • Demonstraties die internationaal spanning kunnen opleveren. Voorbeelden hiervan zijn demonstraties in de nabijheid van een ambassade of waaraan een afgevaardigde van een buitenlands regime deelneemt die als onwenselijk wordt beschouwd door de Nederlandse autoriteiten.

De onderzoeksvraag is of het Nederlandse demonstratierecht zoals dat is neergelegd in onder meer de ruim 35 jaar oude demonstratiewet - de Wet openbare manifestaties - voldoende handvatten biedt om dergelijke tamelijk indringende demonstraties te reguleren op een wijze die recht doen aan enerzijds de fundamentele demonstratievrijheid en anderzijds andere rechten, vrijheden en belangen.

Mixed-methodsbenadering

De onderzoekers hanteren een mixed-methodsbenadering, waarin zij doctrinair, rechtsvergelijkend en empirisch onderzoek combineren. Het onderzoek bevat een rechtsvergelijking met de aanpak van demonstraties in Duitsland, Engeland en Frankrijk. Daarnaast wordt met enquêtes - onder meer onder alle burgemeesters in Nederland -, interviews en casestudy’s onderzocht hoe het demonstratierecht in de praktijk functioneert en in hoeverre volgens betrokkenen in de Nederlandse rechtspraktijk het huidige wettelijke kader voldoende handvatten biedt om de bovengenoemde drie typen demonstraties te reguleren.

Uitkomsten en duur van het onderzoek

De uitkomsten van het onderzoek worden opgeleverd aan het WODC, dat de resultaten zal publiceren. Aan de hand daarvan kan de regering bepalen of zij aanpassingen in wet- en regelgeving wil voorleggen aan het parlement. Naar verwachting wordt het WODC-rapport aan het einde van de zomer van 2025 opgeleverd.

Zoeken