In 2021 heeft Pro Facto in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) onderzoek gedaan naar de praktijk van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij 83 gemeenten, acht provincies en twee waterschappen. De Wob is sinds 1 mei 2022 vervangen door de Wet open overheid (Woo), maar dat maakt de uitkomsten van het onderzoek niet minder relevant. Integendeel: de Woo stelt strengere eisen aan onder meer de beslistermijnen op verzoeken om informatie, het publiceren van op verzoek verstrekte informatie en actieve openbaarmaking van informatie, allemaal aandachtspunten die uit het onderzoek naar voren komen.
De Wob en de Woo geven uitvoering aan artikel 110 Grondwet: ‘De overheid betracht bij de uitvoering van haar taak openbaarheid volgens regels bij de wet te stellen.’ Uit het ‘NVRR DoeMee-onderzoek’ (klik hier voor het rapport), waarvoor we ruim 900 Wob-dossiers hebben bekeken, interviews hebben gehouden en vragenlijstonderzoek hebben gedaan bij de 93 overheden, blijkt dat de invulling van dit belangrijke democratische uitgangspunt op een aantal onderdelen nog beter kan.
‘Lastige’ uitvoering en drempels voor indiening van verzoeken
De afhandeling van Wob-verzoeken wordt door veel overheden die meededen als lastig ervaren. Naast verklaringen als te weinig capaciteit, complexiteit en de afhandeling ‘naast het eigen werk te moeten doen’ heeft de Wob aan de tussen 2009 en 2016 geldende Wet dwangsom en beroep niet tijdig beslissen een negatieve bijsmaak overgehouden. De Wob is toen veel gebruikt om overheden te dwingen hoge dwangsommen uit te keren, door grote en complexe verzoeken in te dienen die vaak onmogelijk op tijd afgehandeld konden worden. De sporen hiervan zijn misschien nog te zien in de onderzoeksbevinding dat overheden nog altijd een sterke voorkeur hebben voor het per post indienen van Wob-verzoeken en het soms zelfs afsluiten van de laagdrempelige (en dus toen erg ongewenste) mogelijkheid om per e-mail een verzoek in te dienen. Volgens de Woo moet het indienen van Wob-verzoeken online en/of per mail mogelijk zijn.
Rechtmatige afhandeling van Wob-verzoeken
De informatie op de websites over de Wob is over het algemeen toegankelijk en leesbaar en dat geldt ook voor de beslissingen op verzoeken. Overheden voldoen aan de eis van Wob en Woo dat verzoekers geen reden hoeven te geven voor hun verzoek en zijn behulpzaam bij het verduidelijken van algemene verzoeken. De uitzonderingsgronden van de Wob worden (in de dossiers waarin we dit konden beoordelen) meestal goed toegepast. Wel volstaan veel overheden met een standaardmotivering en is weggelakte informatie regelmatig nog leesbaar.
Beslistermijnen vaak niet gehaald
Volgens gemeenten, provincies en waterschappen zelf wordt op een derde van de Wob-verzoeken niet op tijd beslist. De termijn van vier weken uit de Wob wordt vaak niet gehaald; sterker nog, vaak verlengt het bestuursorgaan de beslistermijn meteen na ontvangst van het Wob-verzoek met een standaardtoelichting. De beslistermijn blijft volgens de Woo vier weken, maar overheden mogen er maximaal twee weken langer over doen en dan alleen als dat nodig is omdat om veel en/of complexe informatie wordt gevraagd. Dit is dus nog een uitdaging voor overheden.
Openbaar is niet echt openbaar
Volgens de Wob en zeker volgens de Woo moeten stukken die eenmaal openbaar zijn gemaakt, ook voor iedereen openbaar zijn; de Woo gaat verplichten om de informatie makkelijk toegankelijk te maken voor de belanghebbende en belangstellende burger, bijvoorbeeld door ze op een website te plaatsen. Maar de meeste overheden brachten dit uitgangspunt tijdens het onderzoek nog niet in de praktijk. De informatie wordt meestal alleen verstrekt aan de indiener van het verzoek (en andere belanghebbenden).
Actieve openbaarmaking
De Woo legt meer nadruk op het uit eigen beweging openbaar maken van stukken door overheden. Het gaat in ieder geval om informatie over het beleid, inclusief de voorbereiding, uitvoering, naleving, handhaving en evaluatie; in de Woo staat een lijst met elf categorieën documenten die overheden sowieso actief openbaar moeten maken. Deze verplichtingen uit de Woo gelden niet voor documenten van vóór 1 mei 2022 en gaan niet meteen in; er is een overgangsperiode van acht jaar. In dit onderzoek hebben we alleen gekeken naar de beleidsmatige en organisatorische kant van actieve openbaarmaking, maar daaruit wordt al duidelijk dat overheden hier weinig aandacht voor hadden: maar een paar onderzochte overheden hadden beleid of interne werkinstructies over de actieve openbaarmakingsplicht en de meeste overheden hadden geen verantwoordelijken aangewezen voor actieve openbaarmaking. Omdat bij een aantal overheden de informatiehuishouding op dit moment waarschijnlijk nog niet op orde is, is aandacht daarvoor nodig.
Verantwoording aan de volksvertegenwoordiging
Het college/dagelijks bestuur informeert de volksvertegenwoordiging maar beperkt over de uitvoering van de Wob en volksvertegenwoordigers vragen hier ook niet naar, blijkt uit het onderzoek. Opvallend is dat volksvertegenwoordigers de Wob soms wel gebruiken voor het verbeteren van hun eigen informatiepositie, wat gezien de regeling in de Provinciewet, de Gemeentewet en de Waterschapswet niet nodig zou moeten zijn. Het zou goed zijn als staten, raden en algemene besturen meer aandacht geven aan de uitvoeringspraktijk van de openbaarheid van overheidsinformatie. Openbaarheid is immers een belangrijk uitgangspunt van onze democratie; het is een belangrijke taak van de volksvertegenwoordiging om te controleren of daarvan genoeg sprake is en daarvoor de nodige kaders te stellen. De Woo verplicht bestuursorganen om in de jaarlijkse begroting beleidsplannen hierover op te nemen en jaarlijks verslag te doen van de uitvoering hiervan.
Wilt u meer informatie over dit onderzoek? Of kunnen wij u helpen bij het behandelen van Woo-verzoeken, onderzoek voor u doen naar dit onderwerp of u op een andere manier ondersteunen op het gebied van de Woo? Neem dan contact op met Chantal Ridderbos-Hovingh (