Sinds 1 september 2010 is de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (Wet MBVEO) van kracht, ook wel bekend als de Voetbalwet. Op grond van de wet hebben burgemeesters en officieren van justitie de bevoegdheid om een groepsverbod en/of een meldingsplicht op te leggen voor drie maanden, maximaal drie keer te verlengen. Naar aanleiding van enkele incidenten in het betaalde voetbal is de wet in opdracht van minister Opstelten door Pro Facto geëvalueerd. Dit heeft geresulteerd in het rapport Op doel?.
Uit bestudeerde casus waarin de wet is toegepast en op grond van gesprekken met gemeentelijke respondenten blijkt dat de Wet MBVEO vooral bij wijkoverlast en evenementen (zoals jaarwisselingen) nuttig is. Knelpunten doen zich voor bij de toepassing van de wet voor de aanpak door burgemeesters van voetbalvandalisme:
- De maximale duur (in eerste aanleg) voor een gebiedsverbod (stadionverbod), al dan niet in combinatie met een meldingsplicht’, is drie maanden. Dit is in de ogen van burgemeesters te kort. Het aantal thuiswedstrijden waarvoor de burgemeestersbevelen gelden, is beperkt gedurende die periode. Het vormt voor sommige burgemeesters reden om de wet niet of weinig toe te passen.
- First offenders kunnen met de wet niet worden aangepakt. Vooral bij voetbalgerelateerde overlast wordt dat door burgemeesters als problematisch gezien.
De Wet MBVEO is ten tijde van de evaluatie nog geen twee jaar van kracht. Veel burgemeesters en officieren van justitie hebben nog geen ervaring met de wet, anderen beperkt. Vooral voor burgemeesters zorgt deze onbekendheid voor problemen bij bijvoorbeeld dossiervorming, informatie-uitwisseling en interpretatie van begrippen. Bij dat laatste speelt ook een rol dat sommige begrippen zich op grond van de jurisprudentie nog aan het uitkristalliseren zijn.
De kern van de bevindingen en daarmee van de oplossingsrichtingen is dat de toepassing van het beschikbare instrumentarium verbeterd kan worden, maar dat op onderdelen ook een aanpassing van de wet een oplossing kan bieden. In het onderzoek worden drie mogelijke, elkaar niet uitsluitende oplossingsrichtingen voor de geconstateerde knelpunten beschreven, te weten verbetering van de uitvoering, aanpassing van de wet op onderdelen of een fundamentele aanpassing van de wet (bijvoorbeeld door het invoeren van een verplichte rechterlijke toets). De minister heeft veel van onze suggesties overgenomen, blijkt uit zijn brief aan de Tweede Kamer.