Op 1 januari 2010 is de Wet deskundige in strafzaken in werking getreden. Hierin is bepaald dat deskundigen aan een zekere kwaliteit moeten voldoen. Het eveneens per 1 januari 2010 opgerichte Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) moet daarin voorzien. Het register bevat individuele deskundigen (zoals DNA-deskundigen) die door rechters, officieren van justitie en advocaten ingeschakeld kunnen worden in rechtszaken. Als deze functionarissen buiten het register om een deskundige in een strafproces wil benoemen, is er een wettelijke plicht te motiveren op grond waarvan een niet-geregistreerde persoon als deskundige kan worden aangemerkt. Een onafhankelijk College gerechtelijk deskundigen zorgt ervoor dat voor de gerechtelijke deskundigheidsgebieden normen worden vastgesteld en dat deskundigen hieraan worden getoetst.
In opdracht van het WODC voert de vakgroep Bestuursrecht en Bestuurkunde van de RuG (in de persoon van Ko de Ridder) samen met Pro Facto een evaluatie uit van het NRGD. De centrale onderzoeksvraag luidt als volgt:
Hoe functioneert het Nederlands Register Gerechtelijke Deskundigen in de praktijk en in hoeverre worden daarbij de doelstellingen gerealiseerd die de wetgever bij de instelling van het NRGD voor ogen stonden?
Doelen van het NRGD waren onder meer het bevorderen van de kwaliteit van deskundigen en het versterken van de positie van de verdediging.
In het kader van het onderzoek worden ongeveer 70 interviews gehouden met onder meer gerechtelijke deskundigen, officieren van justitie, rechters en strafrechtadvocaten.