De Embryowet stelt grenzen aan handelingen met geslachtscellen en embryo's. De wet bevat – kort samengevat - regels voor de terbeschikkingstelling van geslachtscellen en embryo's, biedt onder voorwaarden ruimte voor wetenschappelijk onderzoek met embryo's en foetussen en verbiedt (voorlopig) bepaalde handelingen. De wet is op 1 september 2002 in werking getreden. Artikel 32 bepaalt dat de minister binnen 3 jaar na de inwerkingtreding van de wet, en vervolgens iedere 4 jaar, aan de Staten-Generaal een verslag zendt over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
De vraagstelling luidde: "Op welke wijze worden de bepalingen van de Embryowet in de praktijk toegepast en welke eventuele knelpunten en problemen doen zich daarbij voor, mede in het licht van nieuwe ontwikkelingen betreffende handelingen met embryo's en geslachtscellen? Geven deze bevindingen in het licht van de doelstellingen van de wet aanleiding de wet te wijzigen?". Ook wordt gevraagd naar "eventuele neveneffecten, zoals de mogelijke belemmering van wetenschappelijk onderzoek". Omdat de wet pas kort in werking is, moet deze eerste evaluatie vooral worden beschouwd als een onderzoek naar de invoering van de wet, aldus de opdrachtgever.
Het onderzoek is uitgevoerd in een samenwerkingsverband van Met Recht, Universiteit Maastricht en Pro Facto. Klik hier om het rapport te downloaden. Het rapport is in boekvorm verschenen:
E.T.M. Olsthoorn-Heim, G.M.W.R. de Wert, H.B. Winter, Th.A.M. te Braake, M.J. Heineman, A. Middelkamp, C.J. Nierse
Evaluatie Embryowet
ZonMw, reeks evaluatie regelgeving
ISBN: 90-5763-078-8